Zoals zoveel Nederlanders heb ik in de pandemie een nieuwe hobby genomen. Planten stekken is een gevaarlijk tijdverdrijf want voor je het weet is er een dag verstreken en heb je nog geen douche gezien. Het mooie van een hobby is dat het niks hoeft te worden. Het hoeft niet goed te zijn, je hoeft er niet beter in te worden. Zonder prestatiedruk laaf ik me aan de rust, tevredenheid en al die andere gezapige kwaliteiten die het leven herbergt.
Gelukkig zijn kamerplanten weer helemaal hip. Als ik de ronkende millenal-blogs mag geloven getuigt stekjes uitruilen met wildvreemden zelfs van een duurzame leefstijl. Ook voor het leggen van een puzzel hoef je je tegenwoordig niet te schamen, maar daarvan ben ik al langer een stille praktiseur dus who am I kidding. Mijn partner maak ik sowieso niets wijs. Die weet dat mijn groene liefhebberij niets meer is dan een uiting van mijn oma-kwaliteiten voor Britse detectives kijken, puzzelen en uitspraken als “Eet je wel genoeg? Je ziet wat bleekjes”.
Wat de plantjes betreft kan ik het niet laten midden in een gesprek opzij te loeren om te constateren dat er eentje water nodig heeft. In vensterbanken merk ik meteen de calathea’s op: veeleisende planten, willen regenwater en een hoge luchtvochtigheid. De spanningsboog van Jurassic World onderbreek ik bruut met mijn observatie van een syngonium podophyllum – of nee wacht, een angustatum! Voor mij o-zo-interessante plantfeitjes zijn voor mijn vriend geen greintje boeiender dan het geroddel van de buurvrouw.
Het is natuurlijk geen vervanging van bruisende kroegavonden maar het fijne is dat je zo lekker kunt wegdromen. Met mijn handen in de aarde verzin ik hele werelden bij elkaar en geen plant die klaagt over mijn verdeelde aandacht. Van een afstandje lijkt het misschien of ik in een hyperfocus zit. Maar met een podcast op mijn oren ben ik tegelijkertijd getuige van een boeiende discussie over (vul hier willekeurig welke aflevering van de Rudi & Freddie show in). Al stekkend, snoeiend en bemestend ben ik thuis en reis ik de wereld over.
Arme vriend – soms krijgen mijn plantenkindjes meer aandacht dan hij. De volgende keer dat ik een gieter pak, neem ik ook een biertje mee en met de fles plantenvoeding in de aanslag, haal ik meteen iets lekkers voor mijn vent. Als ik de neiging voel een plantennaam op te zoeken, roep ik “Vriend! In de soort relaties, in de familie mens. Heeft mooi haar en een bijzonder lang voorkomen. Gedijt goed op aandacht. Deze soort mag je niet te lang verwaarlozen.”
Wow, wat een heerlijk stukje. Hardop gelachen!
Mooi zo! X